Privacyverklaring

Opleidingen versterken vooral best opgeleiden

5 maart 2020
Tekst
Jo Cobbaut

De arbeidsmarkt verandert, dus moeten we met zijn allen levenslang leren. Doen we dat al? Arbeidsmarktdeskundige Jan Denys ziet dat wél in de cijfers, al nuanceert hij. Vooral werkenden volgen opleidingen. En dan vooral de hogeropgeleiden.

Op de vraag wie de afgelopen twaalf maanden een opleiding volgde, antwoordde 41% van de 2.007 respondenten (tussen 18 en 65 jaar) positief. De opleiding kan zowel werk- als niet werkgerelateerd zijn.

Maar wie aan het werk is, heeft veruit de grootste kans om een opleiding te volgen (50%). Bij werkzoekenden daalt dit percentage naar 35%.

Bij andere statuten (niet-actieven, huisvrouwen en -mannen, zieken) gaat het nog om slechts 19%. Tussen mannen en vrouwen is er op dit punt geen verschil. Dat verschil is er wel bij kaderleden, bedienden en arbeiders. Deze verschillen zijn telkens aanzienlijk: respectievelijk 71, 49 en 28%.

Sociale klassen

Nog indrukwekkender is het verschil tussen sociale klassen: de hoogste sociale klasse volgt vijf keer meer opleiding dan de laagste (63 en 13%). Na 'aan het werk zijn' is sociale klasse duidelijk de grootste driver om opleiding te volgen.

Een percentage van 50% maakt duidelijk dat levenslang leren nu al onlosmakelijk verbonden is met een standaardloopbaan. Al daalt het aandeel werkenden dat opleiding volgt na hun 40ste. Na 50 jaar is dat niet meer het geval. Ook bij 50- en 60-plussers volgde bijna één op de twee werknemers een opleiding.

Uit internationaal onderzoek blijkt wel dat België enigszins achterloopt tegenover de buurlanden en landen met een vergelijkbare kwalificatiestructuur (Zweden, Zwitser- land ...). Binnen Europa en de OESO scoort België wel rond het gemiddelde.

Bedrijven leiden op

Dat België achterloopt is niet toe te schrijven aan het opleidingsbeleid binnen bedrijven. Uit alle beschikbare informatie blijkt dat Belgische werkgevers het op dit punt meer dan gemiddeld doen. Zo investeren ze gemiddeld duidelijk meer per werknemer dan in de buurlanden en vergelijkbare landen. Alleen Denemarken scoort hier nog hoger.

Ook in het vijfjaarlijkse onderzoek naar kwaliteit van de arbeid scoren de Belgische werkgevers inzake opleiding boven het gemiddelde. Dat geldt voor zowel het volgen van een opleiding (betaald door de werkgever) als voor on-the-job-training. In beide gevallen staat België op de negende plaats.

Weinig volwassen Belgen in het hoger onderwijs

Belgische werkgevers zijn nu al veruit de grootste aanbieder van opleidingen voor werkenden. Jan Denys ziet sterke aanwijzingen dat de kloof in België vooral wordt veroorzaakt door het lage aandeel volwassenen in het hoger onderwijs. Waar in Nederland bijna 15% van de 30-plussers is ingeschreven in het hoger onderwijs (in Scandinavië zelfs 25%) zit België in de staart van het peloton met nauwelijks 7%. Het hoger onderwijs heeft het voorbije decennium vooral ingezet op banaba’s en manama’s. Die dienen in het beste geval om jongeren bijkomende competenties te doen verwerven aan de start van de loopbaan. De grote uitdaging voor het hoger onderwijs en het volwassenenonderwijs bestaat erin een aanbod te ontwikkelen dat focust op de latere fases in de loopbaan.

Waarom?

Het belangrijkste motief om opleidingen te volgen is werkgerelateerd (70%). In bijna een op de drie gevallen volgt men een opleiding uit persoonlijke interesse (hobby ...). Bij werkenden is dit trouwens nog altijd 23%.

Vrouwen, die globaal evenveel opleidingen volgen als mannen, volgen meer niet-werkgerelateerde opleidingen. Dit verschil blijft bestaan als we ons beperken tot de werkenden. Dat is meteen het belangrijkste verschil tussen mannen en vrouwen.

Eerder bijscholen dan omscholen

Burgers volgen vooral opleidingen vanuit het perspectief van de huidige job (om het werk beter te kunnen doen) of om kennis in brede zin (zowel werk als hobby) te verruimen.

Een breder loopbaanperspectief (veranderen van baan, kans op baanverlies minimaliseren) is veel minder aanwezig. Hoewel bijna de helft (45%) van mening is dat werknemers zich in de toekomst volledig zullen moeten omscholen, denkt slechts 15% dat dit voor zichzelf geldt.

Werknemers denken eerder aan omscholen omdat ze uitgekeken zijn op de huidige job (22%), minder omdat ze vrezen voor het verdwijnen van de eigen job (15%).

Opleiding op afstand

Opleiding op afstand wordt nog altijd weinig ingezet als opleidingsvorm. Vreemd genoeg is dit bij werkenden en werkgerelateerde opleidingen nóg minder het geval (8%) dan bij niet-werkgerelateerde opleidingen (16%). De andere opleidingsvormen (cursus, seminarie, formele training op de werkplek) worden ongeveer evenveel ingezet, telkens ongeveer één derde.

Persoonlijke vaardigheden

De top 3 qua thematiek bestaat uit

  1. persoonlijke vaardigheden (communicatievaardigheden, presentatietechnieken... );
  2. ICT, computervaardigheden en dataverwerking;
  3. boekhouding en financiën.

Al te veel conclusies kan je daar niet uit trekken, want de inhoud van de gevolgde opleidingen is zeer divers en die diversiteit maakt het lastig om duidelijke trends te ontwaren.

ICT-opleidingen, computervaardigheden en omgaan met data zijn de op een na belangrijkste soort opleiding na persoonlijke vaardigheden. Hun aandeel blijft alles bij elkaar genomen beperkt. Beide soorten worden trouwens ook heel veel gevolgd vanuit een meer algemene interesse.

Lifestyle-opleidingen worden ook door werkenden (als hobby) redelijk veel gevolgd (9%). Taalopleidingen blijken dan weer veeleer als hobby te worden gevolgd dan vanuit een werkgerelateerd motief. Dit is meer dan een uitdaging voor het professionele taalonderwijs.

Bron Randstad

Aanbieders

Net zoals de inhoud van opleidingen zijn ook de aanbieders van opleidingen heel divers. Naast de werkgever of het bedrijf zelf, komen privé-opleidingsinstituten het sterkst naar voren. De publieke aanbieders hebben een flink lager aandeel. Ook bij de werkenden is dit het geval. Het meest verrassende is dat de publieke aanbieders veel hoger scoren bij de niet-werkgerelateerde opleidingen dan bij de werkgerelateerde.

De studie ziet hier een bevestiging van eerdere kritiek van Voka (2019) dat in het volwassenenonderwijs nog te veel opleidingen gericht zijn op vrijetijdsbesteding. Het kan enkel een aansporing zijn om de ingezette shift naar meer flexibele en op de wereld van werk afgestemde opleidingen voort te zetten. Dit sluit ook aan bij de eerdere analyse dat België in dit segment wellicht achterloopt op vergelijkbare landen.

Digitale platformen spelen op dit ogenblik hooguit een marginale rol. Nochtans zijn zij een mogelijke oplossing om het probleem ‘tijd’ in al zijn vormen gedeeltelijk aan te pak- ken.

De grootste reden waarom men het voorbije jaar geen opleiding heeft gevolgd, is ‘geen noodzaak voor het werk’. Reële obstakels als tijd en geld zijn minder belangrijk. Tijd is duidelijk belangrijker dan geld. Bij de niet-werkenden is gezondheid/leeftijd ook een belangrijk obstakel om opleidingen te volgen. Bij de werkzoekenden bijvoorbeeld geeft één op de drie deze reden op.

Informeel en sociaal leren staat niet los van formeel leren

Er is een duidelijke samenhang tussen informeel en sociaal leren en het volgen van formele opleidingen. Wie het voorbije jaar een opleiding heeft gevolgd, leert in meer gevallen veel tot zeer veel op de werkvloer dan iemand die geen opleiding heeft gevolgd. Hij/zij krijgt ook meer steun en advies van collega’s. Op basis van deze cijfers schatten we de groep die in een kansrijke positie zit (wat competentie-ontwikkeling betreft) op ongeveer de helft van de werkenden. Zo’n 20% behoort tot de risicogroep. De overige 30% zit er wat tussenin.

Leercultuur

Werknemers die een opleiding hebben gevolgd, werken uitdrukkelijk meer in bedrijven die opleidingen stimuleren dan zij die geen opleiding hebben gevolgd (resp. 50 en 30%). Daarmee is het belang van een leercultuur in een bedrijf en de verantwoordelijkheid van het bedrijf tout court opnieuw aangetoond.

Werknemers leggen enige dubbelzinnigheid aan de dag als het gaat om de eigen verantwoordelijkheid inzake opleiding naast die van het bedrijf of organisatie. Enerzijds vindt een redelijke meerderheid (57%) dat hij/ zij in de eerste plaats zelf verantwoordelijk is voor de ontwikkeling tijdens de loopbaan. Dit betekent dan weer niet dat er in de toekomst meer eigen geld of tijd in moet worden geïnvesteerd. Dat blijft toch eerder de verantwoordelijkheid van de werkgever en de overheid.

Zelfs als het om loopbaangerichte opleidingen gaat waarmee de kansen op de externe arbeidsmarkt stijgen, vindt een grote groep dat deze tijdens de werkuren moeten plaatsvinden. Slechts 18% is het hier niet mee eens.

Ook de overheid moet volgens de werknemers opleiding meer stimuleren. Slechts 9% is het hier niet mee eens. Dikwijls komt dit neer op het goedkoper maken van opleidingen. Nochtans bleek uit eerder onderzoek dat het financiële aspect op dit vlak niet het grootste probleem vormt.

Bron: Wie werkt, leert. Levenslang leren doorgelicht - Randstad