Privacyverklaring

Kris Peeters' voorstel voor hervorming werkloosheidsuitkeringen

26 april 2019
Tekst
Jo Cobbaut

Vice-eersteminister en minister van Werk Kris Peeters (CD&V) legde een voorstel om de werkloosheidsuitkeringen te hervormen voor aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) voor advies. Professor Stijn Baert herkent er voldoende in van zijn eigen voorstel en noemt het een ideale basis voor komende regeringsondehandelingen.

Het voorstel van Kris Peeters wil een aantal tekortkomingen verhelpen. Hij noemt het huidig systeem niet activerend genoeg. Zo zijn de dalingen van uitkeringen zeer klein, bij lage lonen zijn ze zelfs quasi onbestaande. Voor een aantal categorieën loont het bovendien te weinig om terug te gaan werken. Neem een alleenstaande werkloze die een brutoloon had van 2.300 €: in de eerste drie maanden krijgt die 89,1% van het vroegere nettoloon. Was het brutoloon 2.500 € dan loopt de werkloosheidsuitkering op tot 94,44% van het vroegere nettoloon.

Sociaal onrechtvaardig

Tegelijk is het huidig systeem in zekere zin sociaal onrechtvaardig. Bij werkloosheid verliest wie een laag loon heeft namelijk relatief meer inkomen dan wie een hoog loon heeft. Dat komt omdat de werkloosheidsuitkering berekend wordt op basis van het brutoloon en niet van het nettoloon. Hierdoor komt werkloosheid proportioneel dus harder aan bij mensen met lagere lonen. 

Verder is de berekening van de werkloosheidsuitkering zeer complex. Dat bemoeilijkt de uitvoering bij de RVA. En de werkloze snapt er zo weinig van dat de huidige dalingen van de uitkering dan ook weinig impact hebben op diens zoektocht naar nieuw werk. 

Daarnaast heeft een hervorming van de specifieke belastingaftrek voor werkloosheidsuitkeringen gezorgd voor een fiscale onrechtvaardigheid voor hogere lonen. Bij alleenstaanden en niet-gehuwde partners wordt nu alles boven de uitkeringsgrens van 1.460 € wegbelast. Wie dus recht heeft op een maximumuitkering en wie recht heeft op een gemiddelde uitkering houdt aan het einde van de rit hetzelfde bedrag over. 

Een laatste knelpunt zijn de opleidingsinspanningen. Die leiden nu tot een tijdelijke stopzetting van de dalingen in uitkering. Maar de impact van een opleiding op de uitkering is voor velen onduidelijk. Omdat opleidingen vaak doorslaggevend zijn in een zoektocht naar werk, moet hier meer duidelijkheid over komen.

Duurzaam werkloosheidsuitkeringen hervormen

Minister Peeters lanceert daarom een plan met de volgende krachtlijnen: 

  • Het systeem zal sneller activeren en wordt eenvoudiger.
  • Ongeacht de loonhoogte bekomen mensen een vergelijkbare netto vervangingsratio tussen nettoloon en uitkering, waarbij die vervangingsratio afneemt met de werkloosheidsduur. Dit wordt gerealiseerd door de uitkering samen te stellen op basis van twee elementen: een forfaitaire sokkel verhoogd met een percentage van het vroegere brutoloon.
  • Voor iedereen, ook de lagere lonen, moet er een vermindering van de uitkering zijn bij aanvang van de werkloosheid bij overgang van de derde naar de vierde maand werkloosheid en bij overgang van de zesde naar de zevende maand werkloosheid.
  • De maximumuitkeringen in de eerste zes maanden van de werkloosheid worden licht verhoogd en de loongrens wordt afgeschaft.
  • Een versterking van de degressiviteit na 24 maanden werkloosheid door minder, maar grotere stappen in de terugval van de uitkering.
  • Met behoud van de huidige minimumuitkeringen en de uitkeringen in de forfaitaire derde werkloosheidsperiode.
  • Het stelsel moet opleidingsinspanningen van werklozen aanmoedigen en honoreren.

Nieuwbouw

In dit voorstel herkent prof. Stijn Baert het activerings­principe uit zijn basisvoorstel, zo schrijft hij in de krant De Standaard. De arbeidseconoom van de UGent stelt tevreden vast dat uit­keringen hoger starten, maar sterker en sneller in de tijd afnemen. Hij ziet dat Peeters ook het solidariteitsprincipe versterkt. Door de introductie van een vaste sokkel stijgt de uitkering aan het begin van de werkloosheid, in vergelijking met nu, meer voor de laagste lonen dan voor de hoogste lonen.

Binnen hetzelfde budget verschuiven middelen van wie lang werkloos is naar wie kort werkloos is, maar ook van wie veel verdiende naar wie weinig verdiende.

"Die keuze valt absoluut te verdedigen. In het huidige systeem daalde het netto-inkomen van de laagste lonen bij werkloosheid meer dan dat van de gemiddelde lonen, wat sociaal moeilijk te aanvaarden is", zo schrijft Baert in De Standaard.

Bovendien vergroot een hogere startuitkering voor de laagste lonen de ruimte voor serieuze degressiviteit nadien, zodat het systeem ook voor hen activerend kan werken.

Stijn Baert looft voorts de intentie tot drastische vereenvoudiging en beaamt dat de financiële prikkels slechts op die manier duidelijk zijn voor de werkloze.

"In zekere zin kun je stellen dat Peeters gaat voor een nieuwbouw daar waar mijn initieel voorstel eerder een grondige renovatie beoogde", aldus Stijn Baert. Hij noemt dit uitgewerkt plan "een ideale basis voor de komende regeringsonderhandelingen. Een compromis tussen de nota-Peeters en de alternatieve uitwerkingen door Open VLD en N-VA, die dichter op mijn basisvoorstel aansloten, is perfect mogelijk, bijvoorbeeld door het bodemniveau niet na vier maar na twee of drie jaar werkloosheid te laten bereiken."