Privacyverklaring

Het verbod op discriminatie wegens handicap: ook indirecte discriminatie is verboden

1 oktober 2021
Tekst
Frederic Brasseur

De Europese Richtlijn 2000/78 van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep en de Belgische Discriminatiewetten van 10 mei 2007 (die deze Richtlijn omzetten in het Belgisch recht), voorzien in een verbod van directe en indirecte discriminatie op basis van een aantal beschermde criteria, waaronder handicap.

In een arrest van 18 juli 2021 (C-795/19, Tartu Vangla), herinnerde het Hof van Justitie eraan dat dit verbod op discriminatie onder meer inhoudt dat personen met een handicap hulpmiddelen mogen gebruiken bij examens of onderzoeken met het oog op tewerkstelling.

De zaak betrof de voorwaarden die in Estland golden voor cipiers. Enerzijds gold een norm voor het gezichtsvermogen, maar voor deze norm was uitdrukkelijk voorzien dat het voldoende was als de norm gehaald werd met gebruik van een bril of contactlenzen. Wat het gehoor betreft, was voorzien dat het gehoor voldoende moest zijn om telefonisch te kunnen communiceren en werd hier een meetbare norm aan toegevoegd. Er was niet voorzien dat het volstond om de norm te halen met gebruik van een hoorapparaat, en deze werden in de praktijk verboden.

Deze normen waren onder Ests recht absolute vereisten, zowel voor het behalen als het behouden van een job als cipier. Hoewel de verzoeker intussen al 15 jaar zonder noemenswaardige problemen als cipier werkte, werd zijn tewerkstelling beëindigd toen hij niet meer voldeed aan de minimumnorm inzake gehoor.

Het was in dit geval duidelijk dat de verzoeker ongunstiger behandeld werd dan een werknemer die wel aan de minimumnorm voldoet, maar het Hof van Justitie herinnert er aan dat niet elk verschil in behandeling op basis van een handicap verboden is. Onder de Richtlijn 2000/78 is er namelijk geen discriminatie wanneer het gaat om een wezenlijke en bepalende beroepsvereiste, die een legitiem doel dient en indien het verschil in behandeling daarenboven evenredig is.

Het verzekeren van een goede werking van het gevangeniswezen, vormt een dergelijk legitiem doel. In zo’n geval is het volgens het Hof verantwoord om minimumvereisten inzake gehoor op te leggen, aangezien dit als een wezenlijke beroepsvereiste kan beschouwd worden.

Op dit punt was de voorwaarde van de evenredigheid echter niet vervuld. Er was geenszins aangetoond dat de betrokkene met een hoortoestel niet in staat zou zijn om de taken van een cipier op een correcte wijze uit te voeren. Het Hof maakte de vergelijking met het feit dat een bril wel toegelaten was, aangezien een cipier wiens bril bij een geval van agressie beschadigd zou worden, ook risico’s inhoudt. In het arrest wordt weliswaar verwezen naar het feit dat een probleem met het hoorapparaat tot risicovolle situaties zou kunnen leiden, maar wordt hier niet verder op ingegaan. Deze risico’s zijn volgens het Hof dus onvoldoende groot om een uitsluiting van personen met een handicap te verantwoorden

Het Hof herinnert aan de verplichting onder de Richtlijn 2000/79 om redelijke aanpassingen te voorzien voor gehandicapten, wat inhoudt dat in de mate van het mogelijke de obstakels verwijderd moeten worden die personen met een handicap zouden beletten om deel te nemen aan het beroepsleven op basis van gelijkheid. Een regeling waarbij iedereen weliswaar moet voldoen aan dezelfde normen inzake gehoor, maar personen met een handicap toegelaten wordt een hoorapparaat te gebruiken, kan in dit opzicht als een vorm van redelijke aanpassingen beschouwd worden.

Een zorgvuldige werkgever dient bij het organiseren van selectieprocedures of andere testen dus rekening te houden met het feit dat sommige personen het recht hebben om de hulpmiddelen die zij normaal gebruiken om te kunnen functioneren, op basis van de discriminatiewetgeving ook tijdens deze selectieprocedures of andere testen mogen gebruiken.

Het Hof van Justitie verduidelijkt het verbod op discriminatie wegens handicap wanneer in een professioneel kader medische vereisten gesteld worden.

Frederic Brasseur
Advocaat DLA Piper UK LLP

DLA Piper