Privacyverklaring
Vraag van de maand

Vraag van de maand

Kunnen 2 bedrijven bij een overname als aparte TBE’s beschouwd worden in aanloop naar de sociale verkiezingen indien er nog geen sprake is van sociale cohesie?

13 augustus 2019

Is het correct dat ondernemingen X en Y nog als 2 aparte TBE’s kunnen kwalificeren omdat er nog geen sprake zal zijn van sociale cohesie en zij dus enkel sociale verkiezingen zal dienen te organiseren binnen de TBE die overeenstemt met onderneming X voor de oprichting van een CPBW?

Onderneming X (waarin +/- 70 mensen tewerkgesteld zijn) is in volle onderhandeling om de aandelen van de nabijgelegen onderneming Y (waarin +/- 40 mensen tewerkgesteld zijn) over te nemen. Bedoeling van beide partijen bestaat erin om tegen eind augustus 2019 de overdracht van de aandelen te kunnen finaliseren waarna onderneming X beide personeelsgroepen geleidelijk en systematisch wil laten integreren.

Gelet op de sociale verkiezingen in 2020 gaat onderneming X er thans van uit dat zij bij de bepaling van de technische bedrijfseenheid (hierna ‘TBE’) ondernemingen X en Y nog als 2 aparte TBE’s zal kunnen kwalificeren omdat er nog geen sprake zal zijn van sociale cohesie en zij dus enkel sociale verkiezingen zal dienen te organiseren binnen de TBE die overeenstemt met onderneming X voor de oprichting van een CPBW. Is dit correct?

Helaas foutief...

Als een van de eerste stappen in de procedure sociale verkiezingen dient de werkgever reeds op X-60 (i.e. afhankelijk van de exacte datum van de sociale verkiezingen tussen 13 en 26 december 2019) het niveau aan te kondigen waarop het CPBW en/of de ondernemingsraad zal worden opgericht. De werkgever dient met andere woorden reeds in december 2019 aan te geven hoe hij de technische bedrijfseenhe(i)d(en) zal bepalen.

De TBE kan worden omschreven als het geheel van ondernemingen/de onderneming/bedrijfsafdeling die een zekere economische en sociale zelfstandigheid geniet. De wetgeving preciseert dat de TBE wordt bepaald op grond van economische en sociale criteria, die elk op zich niet noodzakelijk doorslaggevend zijn en waarbij in geval van twijfel de sociale criteria primeren op de economische.

Bij economische criteria draait het om de economische zelfstandigheid van een afdeling/ dochteronderneming ten overstaan van de juridische entiteit/moederonderneming. Om na te gaan of economische zelfstandigheid bestaat, worden onder meer volgende ‘indicatoren’ in overweging genomen: de gelijkwaardigheid of het op elkaar afgestemd zijn van activiteiten, gemeenschappelijke boekhouding, juridische en administratieve diensten, eenzelfde economisch beleid, enz.

De sociale criteria omvatten onder meer: verschillende personeelsgroepen, taalverschil, afstand, verschillend personeelsbeleid, zelfstandigheid op het vlak van sociale onderhandelingen, het onder het toepassingsgebied vallen van een verschillend paritair comité, enz.

Hoe autonomer een onderneming/bedrijfsafdeling is op sociaal en economisch vlak, hoe groter de kans dat er sprake is van een afzonderlijke TBE.

De wet voorziet echter in een – weerlegbaar – vermoeden dat verschillende juridische entiteiten één TBE vormen indien er één economisch criterium aanwezig is en indien er daarnaast bepaalde elementen bestaan die wijzen op een sociale samenhang tussen de verschillende juridische entiteiten. In casu zullen de beide juridische entiteiten deel uitmaken van dezelfde economische groep (onderneming Y zal de dochteronderneming worden van onderneming X) zodat alvast voldaan wordt aan het economisch criterium. Onderneming X is thans evenwel de mening toegedaan dat het juridisch vermoeden nog niet toepasbaar zal zijn omdat de integratie van o.m. het personeelsbeleid nog in volle uitvoering zal zijn en nog geenszins voltooid zal zijn op het moment van bepaling van de TBE, zodat er nog geen (voldoende) sprake zal zijn van sociale cohesie.

Tussen X-60 en X-35 zal er tussen de onderneming X en haar CPBW overleg plaats vinden over haar aankondiging dat beide juridische entiteiten nog steeds als 2 afzonderlijke TBE’s zullen kwalificeren en bijgevolg er dus enkel sociale verkiezingen zullen dienen georganiseerd te worden binnen de TBE die overeenstemt met onderneming X aangezien deze tijdens de referteperiode (die liep van 1 oktober 2018 tot en met 30 september 2019) gemiddeld meer dan 50 werknemers zal tewerkgesteld hebben. In de hypothese dat onderneming X op X-35, i.e. de datum waarop o.m. de definitieve beslissing met betrekking tot de TBE’s schriftelijk dient medegedeeld te worden, haar eerdere aankondiging van X-60 handhaaft, riskeert zij dat de representatieve werknemersorganisatie(s) zich hiermee niet akkoord zal (zullen) verklaren en dus beroep zal (zullen) aantekenen tegen deze beslissing.

Uit rechtspraak van de Arbeidsrechtbank te Antwerpen in het kader van de vorige sociale verkiezingen blijkt dat wanneer de wijziging aan het personeelsbeleid wel vaststaat of in volle uitvoering is, hierbij toch rekening dient gehouden te worden bij de afbakening van de TBE (Arbrb. Antwerpen (afd. Antwerpen), 4 februari 2016, AR16/217/A.). Het is dus met andere woorden niet uitgesloten dat beide juridische entiteiten als één TBE zullen beschouwd worden en er bijgevolg niet enkel sociale verkiezingen voor het CPBW maar ook voor de ondernemingsraad zullen moeten georganiseerd worden.

Een gedetailleerde analyse van de mate waarin de integratie op X-60, en in het bijzonder op X-35 zal zijn doorgevoerd zal dus cruciaal zijn voor de bepaling van de toepasselijke TBE(‘s).

Klopt. Maar dit zal afhankelijk zijn van de concrete omstandigheden.

Als een van de eerste stappen in de procedure sociale verkiezingen dient de werkgever reeds op X-60 (i.e. afhankelijk van de exacte datum van de sociale verkiezingen tussen 13 en 26 december 2019) het niveau aan te kondigen waarop het CPBW en/of de ondernemingsraad zal worden opgericht. De werkgever dient met andere woorden reeds in december 2019 aan te geven hoe hij de technische bedrijfseenhe(i)d(en) zal bepalen.

De TBE kan worden omschreven als het geheel van ondernemingen/de onderneming/bedrijfsafdeling die een zekere economische en sociale zelfstandigheid geniet. De wetgeving preciseert dat de TBE wordt bepaald op grond van economische en sociale criteria, die elk op zich niet noodzakelijk doorslaggevend zijn en waarbij in geval van twijfel de sociale criteria primeren op de economische.

Bij economische criteria draait het om de economische zelfstandigheid van een afdeling/ dochteronderneming ten overstaan van de juridische entiteit/moederonderneming. Om na te gaan of economische zelfstandigheid bestaat, worden onder meer volgende ‘indicatoren’ in overweging genomen: de gelijkwaardigheid of het op elkaar afgestemd zijn van activiteiten, gemeenschappelijke boekhouding, juridische en administratieve diensten, eenzelfde economisch beleid, enz.

De sociale criteria omvatten onder meer: verschillende personeelsgroepen, taalverschil, afstand, verschillend personeelsbeleid, zelfstandigheid op het vlak van sociale onderhandelingen, het onder het toepassingsgebied vallen van een verschillend paritair comité, enz.

Hoe autonomer een onderneming/bedrijfsafdeling is op sociaal en economisch vlak, hoe groter de kans dat er sprake is van een afzonderlijke TBE.

De wet voorziet echter in een – weerlegbaar – vermoeden dat verschillende juridische entiteiten één TBE vormen indien er één economisch criterium aanwezig is en indien er daarnaast bepaalde elementen bestaan die wijzen op een sociale samenhang tussen de verschillende juridische entiteiten. In casu zullen de beide juridische entiteiten deel uitmaken van dezelfde economische groep (onderneming Y zal de dochteronderneming worden van onderneming X) zodat alvast voldaan wordt aan het economisch criterium. Onderneming X is thans evenwel de mening toegedaan dat het juridisch vermoeden nog niet toepasbaar zal zijn omdat de integratie van o.m. het personeelsbeleid nog in volle uitvoering zal zijn en nog geenszins voltooid zal zijn op het moment van bepaling van de TBE, zodat er nog geen (voldoende) sprake zal zijn van sociale cohesie.

Tussen X-60 en X-35 zal er tussen de onderneming X en haar CPBW overleg plaats vinden over haar aankondiging dat beide juridische entiteiten nog steeds als 2 afzonderlijke TBE’s zullen kwalificeren en bijgevolg er dus enkel sociale verkiezingen zullen dienen georganiseerd te worden binnen de TBE die overeenstemt met onderneming X aangezien deze tijdens de referteperiode (die liep van 1 oktober 2018 tot en met 30 september 2019) gemiddeld meer dan 50 werknemers zal tewerkgesteld hebben. In de hypothese dat onderneming X op X-35, i.e. de datum waarop o.m. de definitieve beslissing met betrekking tot de TBE’s schriftelijk dient medegedeeld te worden, haar eerdere aankondiging van X-60 handhaaft, riskeert zij dat de representatieve werknemersorganisatie(s) zich hiermee niet akkoord zal (zullen) verklaren en dus beroep zal (zullen) aantekenen tegen deze beslissing.

Uit rechtspraak van de Arbeidsrechtbank te Antwerpen in het kader van de vorige sociale verkiezingen blijkt dat wanneer de wijziging aan het personeelsbeleid wel vaststaat of in volle uitvoering is, hierbij toch rekening dient gehouden te worden bij de afbakening van de TBE (Arbrb. Antwerpen (afd. Antwerpen), 4 februari 2016, AR16/217/A.). Het is dus met andere woorden niet uitgesloten dat beide juridische entiteiten als één TBE zullen beschouwd worden en er bijgevolg niet enkel sociale verkiezingen voor het CPBW maar ook voor de ondernemingsraad zullen moeten georganiseerd worden.

Een gedetailleerde analyse van de mate waarin de integratie op X-60, en in het bijzonder op X-35 zal zijn doorgevoerd zal dus cruciaal zijn voor de bepaling van de toepasselijke TBE(‘s).

Vragen? Wij helpen graag verder!