Privacyverklaring
Vraag van de maand

Vraag van de maand

Kan de werkgever een jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst nog optreden tegen daden van oneerlijke concurrentie?

2 mei 2022

Martin Lefèvre werkt voor de NV LogistiKK als bediende-expediteur. Per brief van 27 maart 2021 beëindigt de vennootschap LogistiKK de arbeidsovereenkomst van de heer Lefèvre met onmiddellijke ingang.

Vervolgens zit hij gedurende verscheidene maanden zonder werk. In januari 2022 begint de heer Lefèvre een nieuwe functie bij een concurrerende vennootschap, de NV Mabull (de arbeidsovereenkomst van de heer Lefèvre met LogistiKK NV bevatte geen niet-concurrentiebeding).

In april 2022 ontdekt LogistiKK NV dat de heer Lefèvre zich in het kader van zijn nieuwe betrekking bij Mabull NV, schuldig maakt aan oneerlijke concurrentie en openbaarmaking van bedrijfsgeheimen door gebruik te maken van klantenlijsten. Hij zou eveneens verschillende klanten hebben aangemoedigd om hem te vervoegen bij zijn nieuwe werkgever.

Bij tegensprekelijk verzoekschrift van 2 mei 2022 leidt LogistiKK NV een procedure in tegen de heer Lefèvre voor de Arbeidsrechtbank te Dinant houdende betaling van een schadevergoeding van 15.000 EUR wegens oneerlijke concurrentie.

De heer Lefèvre raadpleegt zelfverzekerd zijn advocaat, in de overtuiging dat de verjaringstermijn van één jaar, die van toepassing is op arbeidsrelaties, is verstreken en dat de vordering van LogistiKK NV dus noodzakelijkerwijs door de Rechtbank zal worden afgewezen, zonder dat zelfs maar een onderzoek ten gronde zal plaatsvinden.

Zal de advocaat van de heer Lefèvre zijn standpunt kunnen bevestigen?

 

 

 

 

Helaas foutief...

Ter herinnering: overeenkomstig artikel 15 van de wet van 3 juli 1978 verjaren vorderingen die uit de arbeidsovereenkomst ontstaan in beginsel één jaar na de beëindiging van de overeenkomst of vijf jaar na het feit waaruit de vordering is ontstaan, zonder dat deze laatste termijn één jaar na de beëindiging van de overeenkomst mag overschrijden. Op grond van deze bepaling zou de vordering van LogistiKK NV tegen de heer Lefèvre inderdaad zijn verjaard, aangezien zij meer dan een jaar na het einde van zijn arbeidsovereenkomst is ingesteld.

In de rechtspraak bestond er evenwel discussie over de toepassing van dit artikel op vorderingen van een ex-werkgever tegen een ex-werknemer wegens oneerlijke concurrentie (in functie van de rechtsgrond die door de werkgever werd aangevoerd ter ondersteuning van zijn vordering).

Deze discussie heeft een einde genomen met het recente arrest van het Hof van Cassatie van 24 januari 2022.

Inderdaad, volgens het Hof blijkt uit de wetshistoriek van artikel 17, 3°, a) en b) van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, dat het verbod op oneerlijke concurrentie voor de werknemer vaststelt, dat de vordering ingesteld wegens daden van oneerlijke concurrentie na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst door een voormalig werknemer wiens arbeidsovereenkomst geen niet-concurrentiebeding bevatte, niet moet worden beschouwd als een vordering die uit de arbeidsovereenkomst is ontstaan in de zin van bovengenoemd artikel 15 van de wet van 3 juli 1978, maar wel als een buitencontractuele rechtsvordering.

Volgens artikel 2262bis van het oud Burgerlijk Wetboek verjaren de vorderingen tot schadevergoeding wegens buitencontractuele aansprakelijkheid door verloop van vijf jaar te rekenen vanaf de dag waarop de benadeelde kennis heeft gekregen van de schade of van de verzwaring ervan en van de identiteit van de daarvoor aansprakelijke persoon, zonder dat deze termijn meer mag bedragen dan 20 jaar te rekenen vanaf de dag waarop de feiten waardoor de schade is veroorzaakt zich hebben voorgedaan.

Bijgevolg is de vordering van LogistiKK NV houdende de veroordeling van de heer Lefèvre tot betaling van een schadevergoeding wegens oneerlijke concurrentie onderworpen aan een verjaringstermijn van vijf jaar vanaf de datum waarop zij kennis heeft gekregen van de door haar geleden schade, en dus niet aan een verjaringstermijn van één jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst. Gelet op de datum waarop de gerechtelijke procedure is ingeleid, is de vordering van LogistiKK NV niet verjaard en kan zij het voorwerp uitmaken van een onderzoek ten gronde door de rechtbank.

Correct!

Ter herinnering: overeenkomstig artikel 15 van de wet van 3 juli 1978 verjaren vorderingen die uit de arbeidsovereenkomst ontstaan in beginsel één jaar na de beëindiging van de overeenkomst of vijf jaar na het feit waaruit de vordering is ontstaan, zonder dat deze laatste termijn één jaar na de beëindiging van de overeenkomst mag overschrijden. Op grond van deze bepaling zou de vordering van LogistiKK NV tegen de heer Lefèvre inderdaad zijn verjaard, aangezien zij meer dan een jaar na het einde van zijn arbeidsovereenkomst is ingesteld.

In de rechtspraak bestond er evenwel discussie over de toepassing van dit artikel op vorderingen van een ex-werkgever tegen een ex-werknemer wegens oneerlijke concurrentie (in functie van de rechtsgrond die door de werkgever werd aangevoerd ter ondersteuning van zijn vordering).

Deze discussie heeft een einde genomen met het recente arrest van het Hof van Cassatie van 24 januari 2022.

Inderdaad, volgens het Hof blijkt uit de wetshistoriek van artikel 17, 3°, a) en b) van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, dat het verbod op oneerlijke concurrentie voor de werknemer vaststelt, dat de vordering ingesteld wegens daden van oneerlijke concurrentie na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst door een voormalig werknemer wiens arbeidsovereenkomst geen niet-concurrentiebeding bevatte, niet moet worden beschouwd als een vordering die uit de arbeidsovereenkomst is ontstaan in de zin van bovengenoemd artikel 15 van de wet van 3 juli 1978, maar wel als een buitencontractuele rechtsvordering.

Volgens artikel 2262bis van het oud Burgerlijk Wetboek verjaren de vorderingen tot schadevergoeding wegens buitencontractuele aansprakelijkheid door verloop van vijf jaar te rekenen vanaf de dag waarop de benadeelde kennis heeft gekregen van de schade of van de verzwaring ervan en van de identiteit van de daarvoor aansprakelijke persoon, zonder dat deze termijn meer mag bedragen dan 20 jaar te rekenen vanaf de dag waarop de feiten waardoor de schade is veroorzaakt zich hebben voorgedaan.

Bijgevolg is de vordering van LogistiKK NV houdende de veroordeling van de heer Lefèvre tot betaling van een schadevergoeding wegens oneerlijke concurrentie onderworpen aan een verjaringstermijn van vijf jaar vanaf de datum waarop zij kennis heeft gekregen van de door haar geleden schade, en dus niet aan een verjaringstermijn van één jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst. Gelet op de datum waarop de gerechtelijke procedure is ingeleid, is de vordering van LogistiKK NV niet verjaard en kan zij het voorwerp uitmaken van een onderzoek ten gronde door de rechtbank.

Vragen? Wij helpen graag verder!